Hoe grammaticale categorieën te begrijpen
Op deze pagina vindt u de basisregels van de Spaanse grammatica, te beginnen met de zelfstandige naamwoorden totdat alle basisgrammaticale categorieën zijn behandeld. Alle regels voor grammatica en spelling in dit artikel zijn gebaseerd op neutraal Spaans.
Inhoud
stappen
Deel 1
De zelfstandige naamwoorden
1
Begrijp wat een zelfstandig naamwoord is de substantief (of namen, van het Latijnse woord "nomen" met dezelfde betekenis) ze vertegenwoordigen plaatsen, mensen en dingen. Voorbeelden van zelfstandige naamwoorden zijn "professor", "strand" en "computer".
2
Merk op dat er verschillende soorten zelfstandige naamwoorden zijn. Dit zijn de gemeenschappelijke zelfstandige naamwoorden, de eigen zelfstandige naamwoorden, de collectieve zelfstandige naamwoorden, de samengestelde zelfstandige naamwoorden en de abstracte zelfstandige naamwoorden.
Deel 2
voornaamwoorden
1
Leer dat het voornaamwoorden (van het Latijn "pro" of "door" en "nomen" of "naam") ze nemen de plaats in van zelfstandige naamwoorden (namen). Er zijn verschillende soorten voornaamwoorden, waaronder voornaamwoorden persoonlijk, bezittelijk, van het object, aanwijzend, onbepaald, reflecterende, vragende en relatief.
2
Leer dat persoonlijke voornaamwoorden te allen tijde worden gebruikt. Dit zijn de persoonlijke voornaamwoorden:
Eerste persoon enkelvoud | ik | Eerste persoon meervoud | wij, wij |
Tweede persoon enkelvoud | je | Tweede persoon meervoud | je |
Derde persoon enkelvoud | hij, zij | Derde meervoud | zij, hen |
3
Leer die bezittelijke voornaamwoorden definieer het eigendom of geef bezit aan.
Eerste persoon enkelvoud | de mijne, de mijne | Eerste persoon meervoud | onze, onze |
Tweede persoon enkelvoud | de jouwe, de jouwe | Tweede persoon meervoud | de jouwe, de jouwe |
Derde persoon enkelvoud | de jouwe, de jouwe | Derde meervoud | de jouwe, de jouwe |
Eerste persoon enkelvoud | me | Eerste persoon meervoud | ons |
Tweede persoon enkelvoud | je | Tweede persoon meervoud | hen |
Derde persoon enkelvoud | jij, wat, de | Derde meervoud | zij, de |
4
Leer die voornaamwoorden aanwijzend ze trekken de aandacht. Bijvoorbeeld:
enkelvoud | meervoud |
dit, dit, dit | deze, deze |
dat, dat, dat | die, die |
dat, dat, dat | die, die |
5
Leer die voornaamwoorden onbepaald Ze zijn niet specifiek. Bijvoorbeeld "iemand hij liet het grammaticaboek achter op mijn bureau".
6
Leer die voornaamwoorden reflecterende zijn de voornaamwoorden "spiegel". Dit betekent dat ze reflecteren het onderwerp of wijzen het opnieuw.
Eerste persoon enkelvoud | me | Eerste persoon meervoud | ons |
Tweede persoon enkelvoud | je | Tweede persoon meervoud | is |
Derde persoon enkelvoud | is | Derde meervoud | is |
7
Leer die voornaamwoorden vragende ze zijn gewend stel vragen Vragende voornaamwoorden zijn "wat", "die", "over", "welke", "welke", "hoeveel", "hoeveel", "hoeveel" en "hoeveel". Dit zijn enkele voorbeelden:
8
Leer dat een voornaamwoord relatief een relatie definiëren Deze voornaamwoorden verwijzen naar een eerdere verklaring. Dit is een voorbeeld:
Deel 3
Werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
1
Ken de werkwoorden de werkwoorden (van het Latijn "Verbum", wat bedoel je? "woord", omdat het, althans in deze taal, het hoofdwoord van de zin vormt) ze vertegenwoordigen een actie of staat en geven ook de tijd aan van deze actie of staat. Bijvoorbeeld:
- Ik dacht dat ik Ik was gesloten de deur met een sleutel
2
Meer informatie over bijwoorden. de bijwoorden beschrijf een actie, adjectief of ander bijwoord en geef tijd, manier en maat aan. Dit zijn enkele voorbeelden:
3
Leer dat het bijvoeglijke naamwoorden (van het Latijn "adjectum", wat bedoel je? "iets dat wordt gegooid") beschrijf de zelfstandige naamwoorden. Dit zijn enkele voorbeelden:
Deel 4
De voorzetsels en verder
1
Overweeg de voorzetsels. de voorzetsels (van het Latijn "praepositum", wat bedoel je? "prepended") zijn woorden die zijn gekoppeld aan zelfstandige naamwoorden of hun equivalenten en die meestal voor hen worden geplaatst. Op deze manier vormt het voorzetsel samen met het zelfstandig naamwoord een uitdrukking die equivalent is aan een bijwoord of bijvoeglijk naamwoord.
- Dit zijn enkele voorbeelden:
- naar
- met
- door
- in
2
Meer informatie over voegwoorden. de voegwoorden (van het Latijn "conjungo", wat bedoel je? "Ik een") zijn woorden die samenkomen met zinnen, zinnen of woorden.
3
Vergeet de tussenwerpsels niet. de interjecties (van het Latijn "interjicio", wat bedoel je? "Ik gooi") zijn woorden die zijn verwerkt in zinnen om gevoelens te uiten.
4
Definieer de artikelen. De gedefinieerde artikelen "de, de, de" en het onbepaalde "a, sommige, sommige" ze worden altijd gevonden naast zelfstandige naamwoorden, zoals het geval is met bijvoeglijke naamwoorden.
Delen op sociale netwerken:
Verwant
- Hoe Duits te leren spreken
- Hoe artikelen in het Italiaans te leren
- Hoe Russisch te leren
- Hoe een geur te beschrijven
- Hoe u correct kunt kiezen tussen `I` en` me` in het Engels
- Hoe de grammaticale categorieën in een tekst te vinden
- Hoe leer je diagramverklaringen
- Hoe Engels te onderwijzen als een tweede taal voor beginners
- Hoe de datum in het Frans te schrijven
- Hoe een diamanten gedicht te schrijven
- Hoe een woordenboekdefinitie te schrijven
- Hoe een boek correct te schrijven en op te maken
- Hoe verdien je geld door een zelfstandige te zijn?
- Hoe Engels te spreken
- Hoe bijvoeglijke naamwoorden te identificeren
- Hoe de delen van een toespraak te identificeren
- Hoe zelfstandige naamwoorden in het Engels te identificeren
- Hoe voornaamwoorden in het Engels correct te gebruiken
- Hoe het meervoud en het bezittelijke te gebruiken bij het schrijven in het Engels
- Hoe het werkwoord voorstellen te gebruiken
- Hoe deze en die in het Engels te gebruiken